ONDERWIJS
ONDERWIJSTHEORIE
Met als basis de leefomgeving van het kind zijn al onze projecten terug te voeren op drie thema's: NATUUR – CULTUUR - HISTORIE. Hiermee willen we de kinderen een sleutel geven voor het begrijpen van de wereld om hen heen. We noemen dit: omgevingsonderwijs. Elk thema – aansluitend bij de leefwereld van het kind - bezit de drie bovengenoemde elementen. Dit wordt duidelijker aan de hand van het volgende voorbeeld:
(bewoners van Zuid-Nederland rond het begin van onze jaartelling)
|
|
|
Hoe was het landschap in de prehistorie? Welke materialen uit de natuur werden door de mensen gebruikt? Welke planten gebruikten mensen als ze ziek waren? |
Wie was de baas in de stam? Wat leerden de kinderen en van wie? Hoe werden de doden begraven? Welke feesten vierden de mensen? Welke goden kende men? Wat werd er gebouwd en welke producten maakte men? |
Welke huizen bouwde men en hoe werden ze verbeterd in de loop van de tijd? Waar leefden de mensen van? Welke gebouwen en welke gebruiks- voorwerpen maakten zij? Welk voedsel at men? Hebben deze mensen sporen achtergelaten die nu nog zichtbaar zijn? |
Door de drie thema’s te koppelen leren kinderen verbanden zien en een ontwikkelingsproces te herkennen in hun eigen omgeving. De strategieën die kinderen hier leren, kunnen ze later ook op een andere omgeving toepassen.
-
OP ZOEK NAAR DE GRENS
Onze ervaring op vier basisscholen met dit project heeft geleerd dat kinderen heel betrokken zijn bij het onderwerp. Wij werden geraakt door de vragen die zij stelden.
lessen over oorlog en bevrijding
Er zijn vele redenen te noemen om met kinderen te werken in hun eigen
leefomgeving:
Door aan te sluiten bij de meest recente onderwijsontwikkelingen proberen we alle kinderen aan te spreken.
In de projecten willen we kinderen inzicht geven in ontwikkelingsprocessen. Dit kunnen we illustreren met voorbeelden. Het project De gouden torque laat de ontwikkeling zien van de prehistorische tijd naar de Romeinse tijd, in Op pad met Nele en Juul zien de kinderen de ontwikkeling van de stad Weert uit de zestiende eeuw naar de stad van nu.
Bij de ontwikkeling van het materiaal gaan wij uit van de verschillende leerbehoeftes van het kind. Er is altijd een verhaal, er wordt een verbinding gemaakt met de werkelijkheid door met de leerlingen naar buiten te gaan om de omgeving te verkennen, of door het gebruik van foto- en filmmateriaal in een digitale presentatie.
- Het actief en zelfstandig leren wordt ontwikkeld.
- Het inzetten van alle zintuigen leidt tot ervaringskennis.
- Het concrete én het abstracte zijn met elkaar in wisselwerking.
- De praktijk laat zien dat omgevingsonderwijs een stimulerend effect heeft op het leerproces.
- Er vindt vakkenintegratie plaats: kinderen leren hun omgeving vanuit meerdere invalshoeken te bekijken.
- Kinderen krijgen waardering voor de eigen leefomgeving.
- Er zijn mogelijkheden om contacten te leggen met mensen of groepen uit de eigen omgeving (bijvoorbeeld door het vragen van deskundigen).
Door aan te sluiten bij de meest recente onderwijsontwikkelingen proberen we alle kinderen aan te spreken.
DIDACTISCHE UITGANGSPUNTEN IN PRAKTIJK GEBRACHT
In de projecten willen we kinderen inzicht geven in ontwikkelingsprocessen. Dit kunnen we illustreren met voorbeelden. Het project De gouden torque laat de ontwikkeling zien van de prehistorische tijd naar de Romeinse tijd, in Op pad met Nele en Juul zien de kinderen de ontwikkeling van de stad Weert uit de zestiende eeuw naar de stad van nu.
Bij de ontwikkeling van het materiaal gaan wij uit van de verschillende leerbehoeftes van het kind. Er is altijd een verhaal, er wordt een verbinding gemaakt met de werkelijkheid door met de leerlingen naar buiten te gaan om de omgeving te verkennen, of door het gebruik van foto- en filmmateriaal in een digitale presentatie.
- Kinderen krijgen meer vrijheid om te bepalen welke opdrachten zij gaan uitvoeren, en welke niet: differentiatie in omvang van de leerstof en moeilijkheidsgraad.
- Zij gaan zelf vragen ontwerpen, naast vragen te beantwoorden die een ander heeft bedacht.
- De kinderen gaan werken met maatjes, ook worden ze aangezet tot interactie.
Alle kinderen willen:
- Iets onder de knie krijgen
- De wereld begrijpen
- Zichzelf laten zien
- Ideeën en producten delen met anderen
In onze projecten leren de kinderen kijken, ze leren om samen met anderen tot een resultaat te komen en ze mogen zelf keuzes maken wat betreft de omvang en de moeilijkheidsgraad van de opdrachten.
Er zijn vele manieren van weten, leren en uitdrukken van kennis, aldus Howard Gardner. We kunnen bij mensen verschillende manieren onderscheiden waarop ze problemen zien en oplossen, en verschillende producten die zij maken om te kunnen gebruiken in onze maatschappij.
Dit onderscheid moet ook bij het leren van kinderen worden gemaakt: er zijn verschillende manieren waarop je "knap" kunt zijn. We noemen dit de theorie van de meervoudige intelligentie.
Voor de opdrachten in onze projecten hanteren we deze theorie als leidraad. Elk werkboek bevat opdrachten die refereren aan de acht intelligenties.
Wat kunnen de kinderen zoal verwachten?
- Opdrachten waarin taal een belangrijke rol speelt. (taal-slim)
- Doe-activiteiten. (lichaam-slim)
- Luisteren naar, of het zelf maken van muziek. (muziek-slim)
- Lekker in je eentje werken, met je eigen stemmingen, ervaringen en fantasie. (zelf-slim)
- Samen leren, afstemmen op anderen. (mensen-slim)
- Oplossen van problemen of vinden van verbanden. (denk-slim)
- Ruimtelijke opdrachten, kleuren, ontwerpen of ordenen. (beeld-slim)
- Werken in of met de natuur, verzamelen en analyseren. (natuur-slim)